Eén volk verkoren, alle volken geliefd


De bijzondere positie van het Joodse volk heeft alles te maken met de roeping van Abram. Hoe leest een Jood eigenlijk Genesis 12:1-3?


De ontmoeting vond enkele jaren geleden plaats op een alpenweide in Oostenrijk. Tijdens een bergwandeling raakte ik aan de praat met drie orthodoxe Joden. De erfzonde, het Noachitische verbond, het hiernamaals; tal van interessante theologische thema’s passeerden in het gesprek de revue. Een opmerking is mij bijgebleven: ‘Als wij Joden gehoorzamen aan de voorschriften van de Allerhoogste komt het met jullie niet-Joden uiteindelijk ook goed.’

Lech Lecha

In Genesis 12 lezen we hoe God Abram, een 75-jarige inwoner van Haran, opdracht geeft om te vertrekken: ‘lech lecha’ (‘Gaat u [uit uw land, uit uw familiekring]’, Gen. 12:1). In het Hebreeuws staat er eigenlijk: ‘Ga voor jezelf’ of ‘Ga naar jezelf’. Vanwaar deze merkwaardige formulering?

Er zijn door Joodse Bijbelgeleerden verschillende oplossingen aangedragen. Interessant is de gedachte dat God Abram oproept om geestelijk ‘eigenwijs’ te zijn. Hij dient te gehoorzamen aan de openbaring die hij als individu van de enige ware God heeft ontvangen. Deze openbaring, die hij terugvindt in zichzelf, zal voor hem steeds weer bepalend moeten zijn. Alleen als hij zich daardoor zal laten leiden, zal hij tot een zegen kunnen zijn.

Evangelist

Waarom maakt God uitgerekend met Abraham een nieuw begin? In de christelijke traditie wijzen we vaak op Gods soevereiniteit. Het is aan God Zelf wie Hij verkiest.

Deze uitleg is niet helemaal vreemd aan het Jodendom. Dominanter is echter de gedachte dat Abram zelf de aandacht trok van God. Niet God koos Abram, maar Abram koos God, stelt bijvoorbeeld de invloedrijke Joodse geleerde Mozes Maimonides (1138-1204).

In oude Joodse bronnen leren we Abram kennen als een filosoof. Abram zou zelfstandig tot de conclusie zijn gekomen dat er maar één God moet zijn. Ook stelt hij vast dat deze God gediend wenst te worden door middel van gebeden en offers.

Abram vertaalt zijn ‘bekering’ tot het monotheïsme in daden. Zo verhaalt de Talmoed dat Abram op een dag het lef heeft om de complete winkelvoorraad van zijn vader te vernietigen. Terah, de vader van Abraham, was naar verluidt een verkoper van godenbeeldjes.

Om andere mensen te winnen voor de idee van het monotheïsme, ontpopt Abraham zich als een ware evangelist. Hij probeert actief mensen over te halen om met hem de enige ware God te dienen. En uitgerekend om deze reden besluit God, zo stellen veel Joodse uitleggers, om Zijn heilsplan via Abram te ontvouwen.

Drie beloften

God verlangt van Abram dat hij alles achterlaat en op reis gaat (Gen. 12:1). Een stevige opdracht. Om Abram te stimuleren, belooft God aan Abram drie dingen (Gen. 12:2). God zal hem: (1) veel nakomelingen geven, (2) hem rijk zegenen en (3) veel aanzien geven. De tweede belofte wordt door veel Joodse uitleggers materieel ingevuld: Abram zal erg rijk worden.

Rashi (1040-1105), een van de invloedrijkste Joodse exegeten, merkt op dat God met deze beloften drie voor de hand liggende ‘ja-maars’ van Abraham smoort. Een nomadenbestaan is volgens Rashi namelijk funest voor de voortplanting, het bezit van land en het verwerven van aanzien. Uitgerekend daarin belooft God echter te voorzien.

Zegen voor de wereld

Behalve de drie beloften die Abram zelf aangaan, zegt God Abram ook toe dat hij tot een zegen zal zijn voor alle volken (Gen. 12:2-3). God verkiest Abraham om door hem de hele wereld te zegenen.

Een gemiddelde Jood is zich terdege bewust van deze goddelijke toezegging. Het is een van de belangrijkste drijfveren voor een Jood om vast te houden aan zijn Joodse identiteit. Een verloochening van het Jood-zijn staat gelijk aan het jezelf ontrekken van Gods plan met Abraham en zijn nageslacht.

De verkiezing van het Abram en zijn nakomelingen door God blijkt in de praktijk voor het Joodse volk zelf nogal eens een vloek te zijn (geweest). Het Joodse anders-zijn ontlokt tal van vormen van antisemitisme. Het is opvallend dat ook uitgerekend niet-Joodse gelovigen die dé zegen van Abram, de Heere Jezus Christus, hebben leren kennen, zich desondanks met het antisemitisme inlaten; Gods waarschuwing ten spijt (Gen. 12:3).

Reparatie van de wereld

De toezegging dat het Joodse volk tot zegen zal zijn voor de wereld, wordt ook door het hedendaagse Jodendom uiterst serieus genomen. De Amerikaanse rabbijn Gilbert S. Rosenthal stelt: ‘Het idee van uitverkoren volk is voor ons een constante prikkel om loyale Joden te zijn en een Joods leven te leiden; om rechtvaardigheid en gerechtigheid, moraliteit en waarheid, liefde en vrede na te streven.’ 

Voor veel religieuze Joden stimuleert daarbij het messiaanse perspectief. Gehoorzaam zetten ze hun schouders onder de ‘tikkun ha-olam’, ‘de reparatie van de wereld’. Waarbij ze ondertussen verlangend uitzien naar de komst van de Messias.

Van het uiteindelijke herstel van alle dingen zal Jood én niet-Jood profiteren, zo stelt het Jodendom. Of zoals het klonk op de Oostenrijkse alpenweide: ‘Als wij Joden gehoorzamen aan de voorschriften van de Allerhoogste komt het met jullie niet-Joden uiteindelijk ook goed.’ Eén volk verkoren, alle volken geliefd. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad...’

Drs. A. Groothedde werkt voor het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem.

drs. Albert Groothedde
Verbonden jrg. 65 nr. 3 (sep 2021)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden