Om de praktijk van het joodse leven 3

Halacha voor elke dag


Veel mensen associëren recht met overtredingen en rechtbanken: iets om zo min mogelijk mee te maken te hebben! Natuurlijk klopt dat niet helemaal, want ‘recht’ is overal om ons heen en zorgt er bijvoorbeeld voor dat we voor het rode licht stoppen. In het joodse recht, de halacha, is die link met het dagelijkse leven nog veel duidelijker. Halacha is maar niet een stelsel dat overtredingen en de bij­behorende straf vaststelt, maar biedt de spelregels voor het joodse leven met God.


Natuurlijk is er joods recht in soorten en maten. Omdat Joden voor een groot deel van de geschiedenis zowel in de islamitische wereld als in het christelijke Europa een eigen religieuze en etnische groep binnen de samenleving vormden, was het hen toegestaan om eigen rechtbanken te hebben die zich over zowel het religieuze als burgerlijke leven uitstrekten.

In de nasleep van de Franse Revolutie, toen Joden in steeds meer landen burgerrechten verkregen, werd ook de macht van deze rechtbanken ernstig beperkt - vrijwel overal tot slechts religieuze zaken. Voor sommige Joden was dat slikken, maar de halacha bood zelf richting in deze zaak: dina de malchoeta dina - het recht van het koninkrijk moet je accepteren als recht. Een Jood in een niet-joodse staat dient zich dus uiteindelijk te schikken naar het gangbare burgerlijke recht.

Het corpus aan joods recht dat in de loop van de tijd is opgebouwd, en waarvan in het vorige artikel (Jaargang 52, nr. 1) een overzicht is gegeven, kan grofweg verdeeld worden in twee typen. Allereerst is er het gespecialiseerde recht en de casuïstiek, waarbij de grote rabbijnen al hun kennis inzetten om tot verantwoord recht te komen. Daarnaast is er halacha le-ma’ase, praktisch recht, bedoeld voor ‘gewone mensen’. Uit die laatste categorie wil ik een drietal voorbeelden geven om te laten zien wat halacha nu in de praktijk inhoudt.

Opstaan

Wat moet je doen als je ’s ochtends wakker wordt? Daarop geeft de halacha al een antwoord. Dat heeft alles te maken met hoe binnen het Jodendom tegen de slaap wordt aangekeken. Als je gaat slapen geef je je ziel aan God over en als je ’s ochtends wakker wordt dan krijg je opnieuw het leven van Hem. Dat wordt begrepen uit Klaagliederen 3:23: ‘Zij zijn iedere morgen nieuw, groot is Uw trouw’. Het eerste wat je dan ook moet doen als je wakker wordt, is God daarvoor danken met het volgende gebed: ‘Ik dank U, eeuwig levende Koning, dat U mijn ziel met liefde heeft teruggeven, groot is Uw vertrouwen.’

Omdat de mens er is voor de dienst aan God is hij in die zin vergelijkbaar met de priesters eens in de Tempel. Daarom is het volgende wat hij moet doen bij het opstaan zijn handen te overgieten met water uit een beker. Zo deden ook de priesters dat in de Tempel voor zij met hun werk begonnen, blijkt uit Psalm 26:6-7. Eerst echter doet hij een kleine gebedsmantel aan die je onder je kleren draagt met daaraan de voorgeschreven schouwdraden, die dan ook van onder je kleren uitkomen. Na het wassen wordt vervolgens de zegening over de reinheid van de handen uitgesproken.

De halacha vraagt dan echter: wat nu als iemand naar de wc moet? Wanneer mag dat dan? Dat mag ná het wassen van de handen, maar moet vóór de zegening daarover gebeuren. Men kan naar de wc gaan en moet daarna opnieuw zijn handen wassen en dan pas de zegening zeggen. Dit omdat er in Psalm 103:1 staat: ‘Laat mijn ziel de Eeuwige zegenen en laten al mijn ingewanden Zijn Heilige Naam zegenen.’ Ook de ‘ingewanden’ moeten er klaar voor zijn om Gods Naam via de zegening te heiligen.

Het Amida

Is het eerste voorbeeld uit het dagelijkse leven genomen, het tweede staat in de liturgische setting. Voor de synagogendienst zowel op de weekdagen als op sjabbat is er een vaste orde van dienst. Niet alleen de lezing van tora, maar ook de gebeden zijn nauwkeurig vastgelegd en de manier waarop die gezegd moeten worden is omschreven in de halacha.

Een van de belangrijkste gebeden is het Amida, ook wel bekend als het Sjemonee Esree of Achttiengebed. Het Amida wordt staande gezegd en in de orthodoxe ritus herhaald. Waarom schrijft de halacha dit voor? Eerst moet het zachtjes gezegd worden, ieder voor zich, daarna wordt het gezamenlijk met de chazzan - de voorzanger - gebeden. Dat is om mensen die het niet kunnen lezen er toch bij te betrekken, door ‘Amen’ te antwoorden op de beden van het Achttiengebed geldt het alsof ze het zelf helemaal hebben gezegd. De eerste keer zachtjes is tegelijkertijd een herinnering aan het stille gebed van Hanna in de tabernakel te Silo.

Onderdeel van het Amida is het zetten van drie stappen achterwaarts. Opnieuw wordt dit in de halacha gemotiveerd. In het oude Nabije Oosten was het de gewoonte om als iemand met een koning sprak dat hij een afstand van drie passen innam. Daarnaast namen de priesters in de Tempel bij de offers dezelfde afstand aan en was dit ook het geval bij de relatie tussen een meester en zijn leerlingen. Hoeveel te meer moet dus een mens die voor Gods aangezicht nadert uit eerbied deze drie passen afstand in acht nemen!

Kleding

Het derde voorbeeld is opnieuw uit het leven gegrepen. Niets is zo normaal als het dragen van kleding. Dat staat echter ook niet los van de dienst aan God, zo gelooft het Jodendom. Daarom kennen de halachische handboeken ook afdelingen over kleding en de regels die daaraan afgeleid zijn. Bekend is dat Tora het mannen verbiedt om vrouwenkleding te dragen. Typerend voor de halachische methode is dat dit verbod vervolgens verder uitgewerkt wordt. In Tora wordt slechts kleding met name genoemd, maar vanuit het principe daarachter moet geconcludeerd worden dat er meer dan louter kleding wordt bedoeld. Ook sieraden en make-up die voor vrouwen bestemd zijn, horen niet door een man gebruikt te worden.

Het verbod wordt vervolgens ook omgekeerd. Vrouwen is het evenzeer verboden om mannenkleding te dragen. De mannelijke en de vrouwelijke identiteit moeten duidelijk onderscheiden blijven. Daarom wordt uit dit verbod ook de volgende les getrokken: mannen die ouder worden en een witte haar tussen hun zwarte haren ontdekken, mogen die er niet uittrekken of ‘m verven, want dat is vrouwen eigen. Mannen moeten de witte haren gewoon laten zitten. IJdelheid is kennelijk aan vrouwen voorbehouden. In sommige groepen binnen het orthodoxe Jodendom wordt dit verbod zelfs nog verder doorgetrokken: mannen moeten ook niet in een spiegel kijken, want dat is een vrouwelijke gewoonte.

Conclusies

Deze drie voorbeelden laten iets zien van hoe halacha werkt en dat het zich uit­strekt over het hele leven: van het opstaan, via de synagogendienst tot het al dan niet voor de spiegel staan. Bij alle drie de voorbeelden is duidelijk dat er een bijbelse legitimatie aanwezig is, hoewel de wijze waarop die verkregen wordt wel verschilt. In het eerste voorbeeld staan drie bijbelteksten centraal, waaruit een bredere betekenis wordt getrokken dan een eerste lezing zou vermoeden. Dat is karakteristiek voor de rabbijnse exegese. Het tweede voorbeeld laat zien hoe een concreet bijbels verhaal, dat over Hanna, leidt tot een gebruik in de synagoge. Het derde voorbeeld toont een van de basisprincipes van de halacha: uit een bijzonder verbod kan een algemeen verbod afgeleid worden, dat vervolgens op een veelheid van zaken toegepast dient te worden.

Opvallend is ook hoezeer de herinnering aan de Tempel doorwerkt. In zekere zin probeert de halacha in de praktijk van het leven te voorkomen dat de Tempel wordt vergeten. Daarom wordt het reinigingsritueel van de priesters in ere gehouden, wordt op het moment dat de offers werden gebracht het Amida gebeden en worden dan de zelfde stappen als de priesters gezet. Niet slechts in de dikke folianten van de Talmoed zijn de gebruiken van de Tempeldienst bewaard gebleven, maar ook in het gewone dagelijkse leven van een willekeurige religieuze Jood.

Natuurlijk is er ook voortdurend wisselwerking met de context waarin Joden leven. In het eerste geval wordt er in oude halachische handboeken rekening gehouden met het feit dat er niet altijd stromend water voorhanden is en wordt bijvoorbeeld de regel gegeven dat in zo’n geval sneeuw een goede vervanging kan zijn. Dat is in de context van negentiende-eeuws Oost-Europa en Rusland goed voorstelbaar, maar tegenwoordig niet meer nodig. Huidige halachische boeken gaan daarentegen weer in op moderne medische ontwikkelingen, als ivf of genetische modificatie.

Natuurlijk is halacha ook een sport voor de liefhebber: het zoeken naar de oudste en meest gezaghebbende regels en die toepassen op de nieuwste uit­vindingen. In eerste instantie beoogt het echter een omvattende structuur te verlenen aan de dag van een doorsnee Jood, zodat hij bij alles wat hij doet zich ervan bewust is een Vader in de hemel te hebben aan wie hij toebehoort. Tora is niet slechts studie, maar in eerste instantie leven. Niet ten onrechte heeft Buber Tora dan ook met ‘Weisung’ vertaald: het is een richtingwijzer, door het leven heen, naar God.


Voorschriften bij het dagelijkse gebed

Binnen het Jodendom neemt het gebed een belangrijke plaats in. De Joden kennen drie gebedstijden. Men bidt met het gezicht richting Jeruzalem.


Bidden is G-d ontmoeten en men behoort zich daarop voor te bereiden:

‘Er staat geschreven [Amos 4:12]: “Maak u gereed om uw G-d te ont­moeten, Israël”. Men moet zich voorbereiden, alvorens men voor HaSjeem gaat staan. Men moet zich netjes aankleden wanneer men gaat davvenen (bidden), gelijk iemand die een belangrijke hoogwaardigheids­bekleder zal ontmoeten.’ (Kitsoer Sjoelchan Aroech; Compacte Joodse Codex)


Bij het morgengebed zal men een talliet (gebedsmantel) met daaraan de tsietsiet (gedenkkwasten) omslaan. Men is dan omgeven met de geboden (Num. 15:39). Vervolgens zal men tefillien (gebedsriemen) aanleggen. Eerst legt men de arm-tefillien om, want in het voorschrift wordt de arm het eerst genoemd: ‘En je zult hen tot een teken op de arm binden’, vervolgens de hoofd-tefillien: ‘en zij zullen als een voorhoofdsband tussen je ogen zijn’ (Deut. 6:8). In de kubusjes verbonden aan de tefillien zitten perkamentstrookjes met teksten uit: Deut. 6:4-9; 11:13-20; Ex. 13:1-10 en 11-16.

drs. Bart Wallet
Vrede over Israël jrg. 52 nr. 3 (juni 2008)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel