Israel 60 jaar

Een impressie

Inleiding

De staat Israël bestaat 60 jaar. Dat is in Israël zelf, maar ook daarbuiten, uitbundig gevierd. Er waren vlaggen, concerten, conferenties en andere bijzondere activiteiten. De feestelijkheden waren echter weer even snel voorbij als ze waren begonnen. De orde van de dag met al zijn problemen vroeg de aandacht. En die zijn zo groot, dat in de Israëlische samenleving ook een gevoel van verlegenheid met de 60e onafhankelijkheidsdag te bespeuren was. Wat valt er eigenlijk te vieren? Wat hebben we bereikt en waarheen zijn we op weg?

In deze bijdrage wil ik een impressie geven van de viering van 60 jaar onafhankelijkheid in Israël en van de manier waarop werd teruggeblikt op de afgelopen decennia en vooruit werd gekeken naar de toekomst. Dat dit een beperkte collage van stemmen is, spreekt vanzelf.

Feestdag

In het openbare leven brak zestig jaar Israël eigenlijk geluidloos aan. Opeens was daar weer de jaarlijkse gratis vlag, ingevouwen in de krant. Aankondigingen van feestelijkheden verschenen en op allerlei plekken was het speciale logo te vinden: het getal zestig met een davidsster en een kind. De Internationale Christelijke Ambassade was zo slim om aan dat symbool de woorden ‘celebrate and donate’, vier en geef, toe te voegen en probeerde mensen over te halen 60 dollar te schenken voor haar activiteiten.

Onafhankelijkheidsdag zelf verliep zoals altijd, met de traditionele picknick, de internationale bijbelkwis en het vuurwerk. Het enige echte verschil was misschien, dat dit jaar laag overvliegende straaljagers, steeds opnieuw in een reuzenformaat het getal ‘60’ in de lucht schreven. Dat was meer dan symbolisch. Zestig is het getal dat immers niet alleen aan Israëlische kant iets oproept. Aan Palestijnse kant doet dat het ook, zij het anders. Daar wordt het jaar 1948 niet gevierd als een nieuw begin, maar als het jaar van de ramp, de Nakba. Op vele plaatsen werden de gebeurtenissen van zestig jaar geleden herdacht. Het Palestijnse christelijke centrum voor bevrijdingstheologie Sabeel organiseerde een kerkdienst om het ‘jubileum’ te markeren.

School

Op de kleuterschool en de school waar onze kinderen heengaan stond het hele jaar zo’n beetje in het teken van 60 jaar Israël. Gedurende het jaar vonden verschillende projecten plaats. Zoals over het land. Onze Miriam moest een werkstuk maken van wat volgens haar de mooiste plek van het land is. Ze koos voor Wadi Kelt, omdat daar zomaar ineens midden in de woestijn een oase is met bomen, bloemen en water. Maar er was ook een geschiedenisproject, waarbij alle klassen een decennium te behandelen kregen. Rafael, nu negen jaar, moest zich verdiepen in de zeventiger jaren en had allerlei verhalen over de vrede die Sadat en Begin hadden gesloten. Op mijn voorzichtige vraag aan Rafael, of hij wel eens iets gehoord had over de Arabieren in het land, reageerde hij schouderophalend. Ik hoop maar dat dat in de hogere klassen wordt goedgemaakt. Tijdens de schoolfeesten was er veel wit en blauw en waren de vredesduiven alom aanwezig.

Trots

Dezelfde wat ombekommerde vrolijkheid was ook te vinden in de kranten. Iemand schreef een artikel met wel zestig redenen om van Israël te houden. Om er een paar te noemen: Israël heeft de snelst groeiende economie en het hoogste immigratiecijfer van de wereld, Israël exporteert matzes naar Egypte, in Israël worden vreemdelingen uitgenodigd voor een sjabbatsmaal. Alleen in de Bijbelse dierentuin van Jeruzalem kun je de luidsprekers horen meedelen dat middaggebeden worden gehouden bij de olifanten. En alleen Israël begon de 21e eeuw met een overschot aan boomaanplant, dankzij het Joods Nationaal Fonds.

De teneur van het artikel is, dat Israël een fantastisch en succesvol wonderland is; er is veel bereikt in zestig jaar en er is alle reden om daarop trots te zijn. In werkelijkheid is de lucht niet zo onbewolkt als de schrijfster suggereert. Ze moet weten van de immense problemen. De economie groeit, maar de kloof tussen arm en rijk doet dat evenzeer; sociale voorzieningen zijn er slecht aan toe. Ecologie krijgt in dit land nauwelijks aandacht. De gastvrijheid en sociale betrokkenheid van Israëli’s is niet meer wat het geweest is. Zelfs president Peres maakte daar in zijn rede bij Onafhankelijkheidsdag een opmerking over. ‘We gunnen elkaar niets’, zei hij. En dan is er natuurlijk de grote politieke patstelling over een vredesovereenkomst met de Palestijnen. Wat er ook bereikt is, schreef iemand, het belangrijkste is ons niet gelukt, namelijk dat de volken om ons heen ons bestaan accepteren.

Twee onafhankelijkheidsdagen

Iemand die zich al jaren inzet voor politieke oplossingen van het conflict, Gershon Baskin, schrijft dat Israël inderdaad trots kan zijn en onder meer ook wereldleider is in het aanleveren van nieuws! Hij merkt om zich heen, dat steeds meer mensen de viering van Onafhankelijkheidsdag beginnen te combineren met de herdenking van de Nakba. Sommigen gaan zover, zegt hij, dat ze Onafhankelijkheidsdag maar helemaal niet meer willen vieren. Baskin gaat dat veel te ver. Volgens kun je trots zijn op Israël en tegelijkertijd openstaan voor de ander. Hij illustreert dat met een ervaring. In 2001 belde een vriend uit Bethlehem hem op om te feliciteren met Onafhankelijkheidsdag. Baskin was met stomheid geslagen en wist niets te zeggen. Een jaar later wist hij het wel en zei ‘ik hoop dat jullie ook spoedig jullie eigen onafhankelijkheidsdag kunnen vieren’. Baskin is ervan overtuigd dat als er geen overeenkomst met de Palestijnen komt, er totale chaos, fitna, op de Westbank zal uitbreken en Israël zal moeten blijven heersen over een volk, waarover het niet wil heersen. Uiteindelijk komt er volgens hem toch een onafhankelijke Palestijnse staat en de vraag is dus of die er langs de weg van lijden en bloedvergieten komt of niet.

Schaamte en trots

Rabbijn SjlomoRiskin schrijft vanuit een geheel ander perspectief, het religieuze, maar gebruikt eveneens het woord trots en concludeert eveneens dat grote veranderingen nodig zijn in het Israël anno 2008. In een opvallend artikel contrasteert Riskin de woorden trots en schaamte. Riskin schaamt zich, vanwege de politieke leiders van het volk, vanwege de religieuze leiders van het volk en vanwege de religieuze rechtbanken van het land. Hij schaamt zich voor het immorele gedrag van politici, het gebrek aan compassie bij hoofdrabbijnen en rechtbanken en beschuldigt hen ervan zich meer te laten leiden door wat de religieuze partijen willen, dan wat God van het vraagt. Riskin is desondanks trots en wel op de aankomende generatie, die volgens hem bereid is offers te brengen om zich te verweren tegen terrorisme en tegelijkertijd te streven naar het ware Jeruzalem. En Riskin is trots op de profeten, die de val van zelfvoldane leiders voorzeggen en aankondigen dat Jeruzalem de stad der gerechtigheid zal worden genoemd (Jesaja 1:26).

Bijbelkwis

De spanningen en de innerlijke verdeeldheid van de samenleving werden voorafgaande aan Onafhanke­lijk­heidsdag duidelijk zichtbaar. De internationale bijbelkwis haalde dagelijks het nieuws. Een Messias­belijdend meisje uit Jeruzalem had de eindronde van deze internationale happening bereikt en dat riep onder brede lagen van de religieuze bevolking commotie op. Kon het zo zijn dat een afvallige, een missionaris, een christen zomaar meedeed aan een joodse kwis over het meest joodse boek dat er bestaat? De onrust werd nog groter, toen de hoofdrabbijnen een officieel verzoek deden aan de organiserende minister van Onderwijs om het meisje van deelname te weren. De kwis was slechts voor joodse deelnemers bedoeld. De minister zag geen aanleiding met de rabbijnen in discussie te gaan en besloot dat het meisje als Israëlische mee mocht doen. Vervolgens riepen de hoofdrabbijnen op tot een algehele boycot van de kwis. De kwis ging desondanks door en wij keken nieuwsgierig naar de televisie­uitzending om te zien of er een opmerking zou worden gemaakt over de affaire. Geen woord werd eraan besteed. Het betreffende meisje beantwoordde haar eerste vraag goed, maar sneuvelde in de eerste ronde.

De kwestie had een gevoelige snaar in het joodse bewustzijn geraakt. Iemand die Jezus navolgt is niet langer een van ons, zo zegt het religieuze deel van de bevolking. Een groot deel van het seculiere Israël wil zich daar niets van aantrekken. Daarnaast maakte het gebeuren ook duidelijk hoe groot de afstand is tussen het grotere publiek en de religieuze leiders van het land. Achteraf werd bekend dat enkele andere Israëlische deelnemers aan hun plaatselijke rabbijnen hadden gevraagd of ze mee konden doen aan de kwis en allemaal kregen ze daarvoor het fiat.

Identiteit

Israël is een hogedrukketel waarin in al te korte tijd al te veel moest gebeuren. Veel is goed gegaan, met veel dingen is nog geen begin gemaakt. Terwijl ik dit schrijf geven de media, zoals steeds, zeer tegen­gestelde berichten door. Vrede met zowel de Palestijnen als met Syrië zou binnen handbereik liggen. Tegelijk wordt de kans op een oorlog met Iran met de dag groter. Israël bevindt zich voortdurend op een kruispunt van wegen en zal de komende jaren belangrijke beslissingen moeten nemen, niet alleen wat betreft de politiek.

Achter alle andere vragen blijft steeds die ene vraag klinken: wat is onze identiteit? Wie zijn we, wat is onze afkomst, wat onze bestemming, wat willen we? Antwoorden op deze vragen gaan ver uiteen en dat maakt de Israëlische samenleving kwestbaar en vaak onmachtig. De vraag naar identiteit verbindt echter wel de individuele burgers van het land, religieus en seculier, Joods, christelijk en islamitisch. Dat trof mij, toen ik de verhalen las van Shadiah en Sara, die allebei over hun gevoelens bij 60 jaar Israël schreven voor het blad ‘Contact’ van de Bond van Christelijke Gereormeerde Vrouwen­verenigingen .

Shadiah, een Palestijnse die opgroeide in Nazareth, vertelt hoe ze op alle mogelijke manieren heeft geprobeerd als Israëlische te worden aanvaard, maar daarin niet slaagde. Daarna ontdekte ze haar Palestijnse achtergrond: ‘Ik realiseerde mij dat ik deel uitmaak van een volk, waarvan ik weinig afwist. Mijn ouders werden in Palestina geboren en zij waren nog heel jong toen de staat Israël werd opgericht en zij burgers werden van de nieuwe staat. Zij hebben er niet om gevraagd en ze hebben het ook niet geweigerd. Hun huis veranderde nooit. Men gaf hen echter een nieuwe identiteit: Israëlische Arabieren.’ Daarnaast werd steeds belangrijker voor haar dat ze ook christen is en hoe dat haar leven beinvloedt: ‘In ons geloof daagt Jezus onze diepste gevoelens uit. (...) Mijn geloof daagt mij uit verdraagzaam te zijn naar de 18-jarige soldaten, die zoveel macht hebben gekregen, dat je ze het niet kwalijk kunt nemen. Ik verontschuldig hiermee niet hun daden, maar zij weten niet beter. Zij bevinden zich in een systeem dat scheiding maakt. Wat mij betreft helpt het me te weten waar zij vandaan komen om hen te zien als gelijkwaardige mensen.’

Sara, een immigrante uit Zweden, legt uit waarom Israël voor haar als orthodox joodse vrouw zo belangrijk is: ‘Er is een staat nodig waar zaterdag de rustdag is, waar de kippen in de supermarkt per definitie kosjer zijn (...) en waar een vrouwelijke getrouwde rechter, onderwijzeres, joga-docente of een taxichauffeur zelf kan kiezen of ze haar haar wil bedekken of niet. Waar de joodse traditie zwaar weegt bij de afwegingen van alle noden in de staat. Israël heeft dit en nog veel meer bereikt in 60 jaar.’ Ook haar verhaal eindigt met een handreiking, omdat ze wil dat de joodse staat minderheden als christenen en moslims gelijkwaardig behandelt. Ze gelooft in de mogelijkheid van een joodse democratie en zet er zich met hart en ziel voor in.

Hoopvol

Discussies over het karakter van de joodse staat zijn niet nieuw. Zoals ook discussies over onze christelijke verbondenheid met die staat niet nieuw zijn. Dat is niet verontrustend. De intensiteit van de discussies laat zien dat het ergens om gaat en dat mensen er echt bij betrokken zijn.

Rabbijn Lopes Cardozo wijst naar het stotteren van Mozes, om uit te leggen dat de toekomstige leider op dat moment nog niet wist wie hij was. Met een roeping wist hij zich dan ook geen raad. Je moet jezelf kennen voor je je ergens voor kunt inzetten. De verhalen van zowel Shadiah als Sara stemmen me hoopvol, omdat beide vrouwen hebben ontdekt wie zij zijn, maar ook ruimte maken voor de ander.

Alle reden om Israël te feliciteren met zulke burgers!

C.J. Rodenburg
Vrede over Israël jrg. 52 nr. 4 (sep. 2008)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel

vrede-over-israel