De middelste van de Opgangsfeesten
De Opgangsfeesten
Het wekenfeest behoort tot de drie zogenaamde Opgangsfeesten of Pelgrimsfeesten. De opdracht daartoe werd gegeven in Exodus 23:14: ‘Driemaal per jaar zult gij een feest voor mij vieren’. Het gaat om:
- Pesach - het Paasfeest
- Sjavoeot - het Wekenfeest
- Soekot - het Loofhuttenfeest
Het worden de ‘Opgangsfeesten’ genoemd omdat in de tijd dat de Tempel in Jeruzalem stond de Joden de plicht hadden om driemaal per jaar ‘op te gaan’ naar Jeruzalem.
Hoewel alle drie de feesten oorspronkelijk oogstfeesten waren:
- Pesach, de eerstelingen van de gersteoogst;
- Sjavoeot, de eerstelingen van de tarweoogst;
- Soekot, het voleindigen van het oogstseizoen;
werd aan elk feest een centrale gebeurtenis uit de geschiedenis van het volk Israël verbonden:
- Pesach werd verbonden met de Uittocht uit Egypte;
- Sjavoeot stelt de viering van de schenking van de Tora centraal;
- Soekot benadrukt de tocht door de woestijn op weg naar het Beloofde Land.
Toch heeft men de gedachte aan de oogst nooit losgelaten.
Van de drie ‘Opgangsfeesten’ worden er in de gemeente van Jezus, de Messias, twee gevierd:
- Pasen, als feest van de opstanding;
- Pinksteren, als feest van het nieuwe verbond en de gave van de Geest; de Geest die de wet, beter: de Tora, in de harten van de gelovigen schrijft.
Het Loofhuttenfeest heeft de kerk nooit officieel in het liturgische jaar opgenomen. Jammer, want het zou extra accent hebben kunnen geven aan het uitzien naar de wederkomst van Jezus en de voleinding.
Het wekenfeest
Dit jaar behandelen we in Vrede over Israël naast de Sabbat, de drie Opgangsfeesten. In het vorige nummer werd aandacht gegeven aan Pesach. In deze uitgave staat het Wekenfeest of Sjavoeot centraal. In de Schriftstudie en in het artikel over de wijze waarop men in Israël nu Sjavoeot viert wordt reeds het meest wezenlijke verteld. Omdat het Wekenfeest bij ons toch tamelijk onbekend is, zetten we een paar gegevens op rij. We doen dat aan de hand van de namen waarmee het feest wordt aangeduid.
Oogstfeest
In het Oude Testament wordt het Wekenfeest alleen als een landbouwfeest, een oogstfeest aangeduid, Ex. 23:16. Het is de tijd van de gerste- en de daaropvolgende tarweoogst.
Toch wordt tegelijk al gedacht aan de oogst van mensen. Met Pesach vond de volksbevrijding van Israël plaats. De joodse wijzen zeiden in dit verband: ‘Met Pesach wordt de oogst van de wereld bepaald’. Met Sjavoeot wordt dit verbreed tot alle levende wezens op aarde.
Op het Wekenfeest wordt een van de vijf feestrollen gelezen, het boek Ruth. De rol beschrijft de gerste- en tarweoogst (Ruth 2:23). Tevens laat het zien hoe een vrouw uit de volken, een Moabitische, een plek krijgt binnen Gods verbond met Israël: ‘uw volk is mijn volk en uw God is mijn God’ (Ruth 1:16)
Het feest van de eerstelingen
In Ex. 23:16 wordt tevens verteld dat Israël het gebod krijgt de eerste opbrengst van de oogst aan God toe te wijden (vgl. Lev. 23:15-17; Deut. 16:9v). Daartoe ging men op naar Jeruzalem om God in de tempel de eerste vruchten aan te bieden van het hen door de Here geschonken land. Het ging hierbij om de zeven vruchten van het land beschreven in Deut. 8:8: tarwe, gerst, druiven, vijgen, granaatappelen, olijven en dadels. Op het Wekenfeest gaat het om de door God gegeven vrucht.
Het wekenfeest
Vanaf de dag dat de eerste schoof of garve (omer) van de gerst gesneden is en als beweegoffer aan de Here gebracht is, moet er geteld worden (Lev. 23:15-17): zeven volle weken, vijftig dagen.
De telling begint op de dag na de eerste paasdag, ‘van de dag na de sabbat’ ( Lev. 23:15). Omdat de eerste paasdag als een sjabbat wordt beschouwd, begint de telling altijd op de tweede dag van Pesach.
Nu wordt de betekenis van een paar dingen duidelijk:
- De tijd tussen Pasen en Pinksteren wordt ‘de tijd van het tellen van de Omer’, kortweg ‘de Omertijd’ genoemd naar de schoof gerst die geofferd werd.
- De naam Wekenfeest is ontstaan naar aanleiding van het tellen van de weken.
- Pinksteren betekent letterlijk ‘vijftigste’. Dat is de reden waarom men in de kerk over het Pinksterfeest is gaan spreken, n.a.v. de woorden: ‘En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd’ (Hand. 2:1; vgl. Lev. 23:16).
Feest van de gelofte
De naam Sjavoeot is dus ontleend aan de zeven weken die werden geteld. Daarnaast heeft de naam nog een andere achtergrond. Het Hebreeuwse woord Sjavoeot betekent namelijk niet alleen ‘weken’, maar ook ‘gelofte’. Aan het feest worden twee geloften verbonden:
- De gelofte die het volk Israël aan de voet van de berg Sinaï aflegde, toen het verklaarde: ‘Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen’ (Ex. 24:7)
- De gelofte, die de Here aflegde, toen Hij verklaarde, dat Hij het door hem uitverkoren volk door geen ander zou vervangen.
Feest van de Wetgeving
Deze naam is ontstaan op grond van Ex. 19:1 waar staat dat Israël zich in de derde maand na de Uittocht bij de Sinaï legerde. Daar heeft de Here de Tien Geboden gegeven. Volgens de joodse traditie zou dat zeven weken na de Uittocht hebben plaatsgevonden. Hier zien we opnieuw hoe Israël een oogstfeest als een feest met een historische inslag is gaan vieren.
Een belangrijke vraag is of het Wekenfeest deze betekenis al had in de tijd van Jezus. Feit is dat de eerste ons bekende vermelding ‘Wekenfeest is de dag waarop de Tora werd gegeven’, uit ongeveer 270 n. Chr. stamt. Toch spreekt het ‘boek der Jubileeën, een joods geschrift uit de tweede eeuw voor Christus, al over het Wekenfeest als het feest van de vernieuwing van het verbond dat de Here ten tijde van Noach sloot. De gedachte was dus ten tijde van Jezus reeds bekend. Uit de manier waarop Lukas de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag beschrijft, maken we op dat hij van deze traditie weet had.
Op Sjavoeot worden tijdens de samenkomst in de synagoge de Tien Geboden gelezen.
Slotfeest
Met deze naam wordt aangeduid dat het Wekenfeest beschouwd wordt als de afsluiting van Pesach. De Uittocht wordt dus gezien als voorbereiding op de wetgeving bij de Sinaï. In Israël beschouwt men Pasen en Pinksteren dus niet als twee los van elkaar staande feesten, maar als een twee-eenheid. In Sjavoeot komt Pesach tot vervulling.
Rabbi Aaron HaLevi uit Barcelona heeft dit in de 13de eeuw als volgt onder woorden gebracht:
Pesach is het zinnebeeld voor de nationale vrijheid van het volk Israël. Deze vrijheid dient slechts een ander, hoger doel, dat het volk zeven weken na de Uittocht uit Egypte bereikte, toen het de Tora op de Sinaï ontving: de geestelijke vrijheid. Deze vrijheid streefde het na en haar verwerkelijking op het Wekenfeest betekent op de weg van het volk een keerpunt.
Hij verbindt dit tevens aan de Omertelling:
Daarom hield het vanaf de dag, dat het uit Egypte trok niet op de dagen en weken te tellen tot op de dag waarop het de Tora zou ontvangen en op welke de vrijheid van het volk ook een geestelijke vrijheid zou zijn. Daarin leek het op een mens, die op een bepaalde gebeurtenis vol ongeduld wacht en de ‘dagen telt’ totdat het geschiedt.
Instructief is ook de vraag: Waarom heeft God zeven weken gewacht voordat Hij zijn volk Tora schonk? Waarom niet direct bij de Uittocht? Omdat Israël geestelijk gereedgemaakt moest worden om de gave te kunnen aanvaarden. Hier zit het element in van het afleggen van de ‘oude mens’ en het aandoen van de ‘nieuwe mens’, zoals we dat na Pinksteren ook in het Nieuwe Testament tegenkomen.
- Israel moest van de Egyptische onreinheid en z’n culturele invloed gereinigd worden. Er zouden 49 ‘eigenschappen’ uit Egypte zijn waarvan het gereinigd moest worden. Vandaar de 49 dagen, waarbij het op elke dag van een van de onreinheden afgebracht werd. Daarom kon het pas op de vijftigste dag de Tora ontvangen.
- de Tora kent zeven dingen waardoor men verontreinigd wordt: de maandelijkse onreinheid van een vrouw, bloeding, kraambed, verontreiniging door een lijk, lichamelijke onreinheid, verontreiniging van kleding en verontreiniging van het huis. Om van deze onreinheden bevrijd te worden heeft het zeven dagen van reiniging nodig. Omdat het volk in Egypte door al deze onreinheden verontreinigd was, had het in totaal 49 dagen, zeven maal zeven dagen, nodig voor reiniging voordat het de Tora kon ontvangen. Dat is precies de tijd van de Omertelling.
In de loop der eeuwen is in de kerk de directe verbondenheid van Pasen en Pinksteren steeds meer verloren gegaan. Voor het gevoel van veel kerkmensen zijn het twee aparte, los van elkaar staande, feesten. In het Nieuwe Testament is dat stellig niet het geval. De evangelist Johannes laat Pasen en Pinkstern samenvallen (Joh. 20:22). Ook in de vijfde eeuw laat Augustinus de parallelle lijnen nog sterk zien:
zoals de joden Pesach vieren, de uittocht uit Egypte, en vijftig dagen later de verbondssluiting op Sinaï en de schenking van de Wet, zo vieren wij Pasen, feest van de opstanding, en vijftig dagen daarna het nieuwe verbond en de gave van de Geest.
Tenslotte
Het is goed er op te letten dat de joodse traditie op het Wekenfeest altijd spreekt over: het feest van de wetgeving. Waarom wetgeving en niet ontvangst van de wet? De traditie wil benadrukken dat de wetgeving op een vaste datum plaatsvond. Het in ontvangst nemen van de geboden is iets wat door een ieder elke dag en elke nacht weer gedaan moet worden. Hetzelfde is te zeggen van de Heilige Geest. De Geest is eens en voorgoed aan de gemeente geschonken. Wij mogen ons elke dag weer opnieuw openstellen voor het ontvangen van Gods Geest.
drs. Kees van den Boogert
Vrede over Israël jrg. 49 nr. 3 (juni 2005)
www.kerkenisrael.nl/vrede-over-israel