In het novembernummer van Verbonden zijn op extra pagina’s opgenomen de verklaring aangaande nalatigheid van kerken jegens de Joodse gemeenschap in en rond de Tweede Wereldoorlog, en een paar reacties daarop.
De verklaring zelf is in de originele vorm te vinden op een aparte pagina op deze website, waarop ook verwijzingen te vinden zijn naar meer informatie.
Op deze webpagina vindt u de verklaring zoals die in Verbonden is gepubliceerd. Daarbij is de tekst van de schuldbelijdenis en het gebed letterlijk overgenomen. De inleiding is een klein beetje aangepast.
De schuld van nalatigheid
Op zondag 15 november 2020 wordt er in veel kerkdiensten een verklaring uitgesproken over de nalatigheid van de kerken in Nederland. Het gaat om de nalatigheid om op te komen voor de bedreigde Joodse gemeenschap in ons land tijdens de Holocaust (of Sjoa): de systematische Jodenvervolging en genocide door de nazi's en hun bondgenoten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Elk jaar wordt in november herdacht dat in Duitsland de Kristallnacht plaatsvond (9-10 november 1938). In die nacht werd het streven van de nazi's om het Joodse volk in Europa te vernietigen levensgroot zichtbaar. Veertienhonderd synagogen werden in brand gestoken. Duizenden winkels van Joodse eigenaren werden vernield. Ook ons land kreeg met die vernietiging te maken toen we in 1940 door de Duitse legers bezet werden en de anti-Joodse maatregelen ook hier van kracht werden.
Verbinding
Inmiddels ligt die periode van de Tweede Wereldoorlog ver achter ons. We vieren dit jaar dat we alweer 75 jaar in vrijheid leven. Dat we nu aandacht vragen voor die periode heeft te maken met de overwegend afstandelijke houding die de kerken in die tijd aannamen tegenover het grote lijden dat over de Joodse gemeenschap in ons land kwam.
In de afgelopen tijd klonken er verschillende stemmen in onze samenleving, onder andere van de regering en de Nederlandse Spoorwegen, die uiting gaven aan de verbinding tussen heden en verleden. Stemmen die erkenden dat de Joodse gemeenschap aan haar lot is overgelaten toen de vervolging losbarstte. Ook de koning erkende dat het hem niet loslaat dat zijn overgrootmoeder te weinig vanuit Londen opriep tot hulp aan de Joden.
En de kerken?
Deze stemmen uit de samenleving stellen ons een vraag: 'Kerken, hebt u gedaan wat in uw vermogen lag om Joodse medeburgers te beschermen in het uur van het dodelijke gevaar?' Deze ernstige vraag hebben de kerken zich al vaker gesteld. Maar nog nooit kwam het tot een gezamenlijk gedragen belijdenis van schuld, uitgesproken voor het aangezicht van God.
We weten dat de kerken tijdens de Tweede Wereldoorlog op bepaalde momenten stelling hebben genomen tegenover de barbaarse maatregelen van de bezetter. Ook weten we dat er christenen zijn opgestaan om bescherming te bieden aan Joodse medeburgers in nood. Maar in grote lijnen was er een neutrale houding. Er werd ook geen verband gelegd tussen de vernietiging van het Joodse volk en de plek die dit volk ontving in de geschiedenis van Gods heil (Rom. 9:1-5).
Er is een duistere erfenis die de kerken met zich meedragen en die mede een verhindering is geworden voor het licht van het evangelie om helder in onze samenleving te schijnen.
Nieuwe weg
Daarom past het de kerken om nu gezamenlijk tegenover God schuld te belijden voor haar passieve houding bij de deportatie van het Joodse volksdeel in onze samenleving. We mogen eraan denken dat bij een oprechte erkenning van schuld zich door Gods belofte van vergeving een nieuwe weg opent. In het gaan van een nieuwe weg moet duidelijk worden dat de kerken daadwerkelijk afstand hebben genomen van een schuldig verleden.
Schuldbelijdenis
Op zondag 15 november 2020 wordt er in vele kerken een schuldbelijdenis uitgesproken. Het gaat om de schuld van nalatigheid om op te komen voor de door de nazi's bedreigde Joodse gemeenschap in ons land voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hieronder volgt de tekst van die schuldbelijdenis.
Vanuit onze verbondenheid met de kerk van vroeger tijden en vanuit de erkenning dat wij al te lang onze stem niet hebben laten horen, belijden wij beschaamd onze nalatigheid ten aanzien van de Joodse gemeenschap en anderen aan wie door de kerken onrecht is aangedaan zowel voor, tijdens als ook in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. We erkennen dat onze nalatigheid het volk betrof waaraan een blijvende bijzondere positie is toevertrouwd in de geschiedenis van Gods heil.
We zijn nalatig geweest toen het antisemitisme in het Europa van voor de oorlog toenam en wij onze stem daar niet tegen hebben verheven.
We zijn nalatig geweest toen ten tijde van de bezetting in steeds ernstiger mate anti-Joodse maatregelen werden genomen en wij bleven zwijgen.
We zijn nalatig geweest toen om ons heen Joodse medeburgers werden opgepakt en afgevoerd en wij dat hebben laten gebeuren.
We zijn nalatig geweest toen opgejaagde Joodse medeburgers bij ons een schuilplaats zochten en wij onze huizen voor hen gesloten hielden.
We zijn nalatig geweest toen wij ervoor kozen minder krachtig tegen de Jodenvervolging te protesteren ten einde de eigen gemeenteleden van Joodse komaf te beschermen.
We zijn nalatig geweest toen de realiteit van de vernietigingskampen bekend begon te worden en wij dat onrecht niet aan de kaak hebben gesteld.
We zijn nalatig geweest toen Joodse medeburgers terugkeerden uit de kampen en de onderduik en hun rechtmatige eigendommen weer opeisten en wij niet naar hen luisterden en hun rechten niet erkenden.
We zijn nalatig geweest toen Joodse families hun in de oorlog ondergedoken kinderen weer kwamen ophalen en wij hen hun kinderen niet meer wilden afstaan.
Het is met schaamte dat wij onze nalatigheid erkennen. Tegelijk erkennen we met dankbaarheid de moed van hen uit ons midden die wel hun stem verhieven en tegen het onrecht streden.
We gedenken hen die de moed hadden Joodse medeburgers bescherming te bieden en in die onderduik hun Jood-zijn te respecteren. Hun moed brengen wij respectvol in herinnering.
We noemen met dankbaarheid hen die na de oorlog de Joodse kinderen in de onderduik weer toevertrouwden aan hun Joodse families.
We erkennen dat velen die moed en dat respect niet opbrachten. Het belijden van nalatigheid houdt het voornemen in dat wij, die niet anders en beter zijn dan de generaties die ons voorgingen, verplicht zijn lering te trekken uit wat wij nu als schuld benoemen.
Het is ons gebed dat God ons onze tekortkomingen vergeeft, onze schuld verzoent en onze harten vernieuwt. Moge Gods Geest ons verlichten om in onze dagen moedig het kwade te weerstaan waar het zich manifesteert in antisemitisme en vreemdelingenhaat, opdat wij niet opnieuw nalatig zullen zijn.
Wij verootmoedigen ons tegenover de Joodse gemeenschap van onze dagen. We nemen de verplichting op ons, ons naar vermogen in te zetten voor de veiligheid van de Joodse gemeenschap in ons land.
Gebed
Een belijdenis van schuld vraagt om gebeden van verootmoediging. Daarom is er een gebed geschreven dat de nalatigheid van de kerken onder woorden brengt en deze als schuld belijdt. De tekst van dit gebed is als volgt:
God van Abraham, Izak, Jakob en Israël,
die wij omwille van Jezus, de Messias, onze Vader mogen noemen,
met eerbied en ontzag roepen wij U aan
en doen een beroep op Uw ontferming.
Gedenkend dat we 75 jaar in vrijheid leven,
zien we met afschuw terug op de tijd
dat hier een geest uit de afgrond heerste,
angst wekkend,
dood en verderf zaaiend,
zinnend op de uitroeiing van Israël, het Joodse volk.
Als deelgenoot van de kerk der eeuwen en haar geschiedenis
belijden wij met schaamte
dat we in veel opzichten nalatig zijn geweest tegenover U
en tegenover het volk,
dat U in Uw Woord, Uw oogappel noemt.
Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
door niet onze stem te verheffen
toen antisemitisme toenam in Europa
en ook onze samenleving vergiftigde?
Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
door niet te spreken
toen de bezetter met anti-Joodse maatregelen
de vernietiging van Uw volk voorbereidde?
Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
toen we het stilzwijgend lieten gebeuren
dat Joodse medeburgers werden opgepakt en afgevoerd?
Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
toen wij nalieten om een schuilplaats te bieden
aan Joodse medeburgers die werden opgejaagd en vervolgd?
Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
toen wij nalieten om op te komen
voor gemeenteleden van Joodse herkomst
toen zij maatschappelijk en kerkelijk in het nauw werden gedreven?
Wat hebben wij U en het Joodse volk aangedaan
door te weigeren bij ons ondergedoken Joodse kinderen
terug te geven aan hun ouders of hun families
die waren ontkomen uit de grote verschrikking?
Zie ons aan zoals wij zijn,
met de last van het verleden op onze schouders.
Ontferm U over ons en neem die last van ons af,
vergeef ons onze zonden.
MOMENT VAN STILTE
God van Abraham, Izak, Jakob en Israël,
die wij omwille van Jezus, de Messias, onze Vader mogen noemen,
met respect gedenken we hen
die wel de moed hadden hun stem te verheffen;
het onrecht te bestrijden;
een schuilplaats te bieden aan Joodse medeburgers.
Met dankbaarheid gedenken we hen
die na de bevrijding als vanzelfsprekend ondergedoken Joodse kinderen
weer toevertrouwden aan hun ouders of hun Joodse families.
Laat hun gedachtenis ons tot zegen zijn.
Met eerbied en ontzag roepen wij U aan
en doen een beroep op Uw ontferming
over de Joden die deze verschrikking hebben overleefd en over de generaties na hen die voort moeten leven met de erfenis van deze donkere nacht in de geschiedenis.
Zegen hen en bescherm hen,
laat het licht van Uw gelaat over hen schijnen,
wees hun genadig en geef hun vrede.
Laat ook ons delen in die zegen.
Vernieuw ons en verlicht ons door de heilige Geest
om in onze dagen niet nalatig te zijn
maar moedig het kwaad van antisemitisme en vreemdelingenhaat te weerstaan.
God van Israël, verhoor ons gebed omwille van Jezus, de Messias,
in Wie wij U mogen kennen.
In Zijn Naam bidden wij:
Onze Vader...
De totstandkoming van de schuldbelijdenis was een initiatief van mensen uit verschillende kerken. Het ging en gaat erom om als kerken gezamenlijk onze stem te laten horen. De volgende personen hebben zich verbonden aan de schuldbelijdenis zoals hierboven verwoord:
Ds R. ter Beek (GKV)
Ds C.P. de Boer (CGK)
Ds L. van Dalen (CGK)
Ds D.J. Diepenbroek (HHK)
Ds R. van de Kamp (HHK)
Ds A.A.A. Prosman (Geref. Bond)
Dr.ir. H.J. Schouten (CGK)
Ds J.H. Soepenberg (GKV)
Drs P.J. Vergunst (Geref. Bond)
Ds M.W. Vrijhof (CGK)
Deputaten Kerk en Israël
Verbonden jrg. 64 nr. 4 (nov. 2020)
www.kerkenisrael.nl/verbonden