Afscheid van een adviseur

Adviseur

Een enkel deputaatschap, dat namens de kerken zich bezint, beleid maakt en werk doet, mag zich erover verheugen dat het van synodewege een adviseur heeft toegevoegd gekregen. Als ik het goed heb gezien, geldt dat ADMA en ons deputaatschap. Dat betekent dat we bij de ingewikkeldheid van de problematiek, waarmee we in ons werk te maken krijgen, een beroep kunnen doen op iemand die vanuit zijn kundigheid en ervaring ons goede raad kan geven - zowel om zicht op de wezenlijke vragen te krijgen als om daarop een antwoord te vinden.

Jarenlang heeft prof. dr. B. J. Oosterhoff ons als zodanig bijgestaan. Na diens terugtreden benoemde de synode dr. T. Brienen.

Hoewel prof. dr. M. Boertien door levensloop, studie en werkervaring een grote deskundigheid heeft mogen opbouwen inzake alles wat met Israël te maken heeft, is hij nooit officieel adviseur geweest - vandaar dat in het kopje dit woord tussen aanhalingstekens staat. Zolang hij in dienst van deputaten was, kón dat natuurlijk ook niet; en intussen hadden we een echte adviseur, voor wiens inbreng we nog altijd dankbaar zijn. Dat neemt niet weg dat we graag ook naar de stem van Boertien wilden luisteren en daarom aan de G.S.-1983 rapporteerden: wegens zijn betrokkenheid bij het werk woont prof. dr. M. Boertien de vergaderingen met adviserende stem bij.

Op verschillende synodes (van 1971 t/m 1983) is gesproken over de relatie tussen Boertien en deputaten enerzijds én tussen Boertien en zijn zendende kerk (Groningen) anderzijds. Dat had mede te maken met zijn positie als docent aan de Universiteit van Amsterdam: positie en werk dat van wat andere aard was (en daarom ook om een andere relatie vroeg) dan waarvoor hij op 27 jan. 1954 in Groningen was bevestigd.

Overigens heeft hij wel na zijn afscheid van Groningen op 29 jan. ’84 officieel als afgevaardigde namens de raad van deze zendende kerk de vergaderingen van deputaten bijgewoond. Dus niet: formeel adviseur. Maar wel feitelijk. Wat hadden we aan hem?

Veertig jaar

Langer nog dan die tijd van het woestijn-getal is er een hechte band geweest tussen Boertien en deputaten. Dat begon al in 1949, toen hij met hen in contact kwam en gedurende de laatste periode van zijn verblijf in Apeldoorn en daarna als predikant te Wormerveer door studie en oriëntatie zich voorbereidde op wat later zijn levenswerk zou worden. Nauwer contact ontstond rondom en na zijn bevestiging in Groningen, zijn werk in Hamburg (1954-1960) en vooral tijdens zijn werk in Israël (1960-1967). Dat contact bleef, ook toen hij aan de reeds vermelde universiteit zijn werk deed.

Ik waag me niet aan een schatting, maar het moeten wel tientallen deputaten zijn, die Boertien heeft zien komen en gaan. Bij al die personele wisselingen én bij al de ontwikkelingen, die zich in de loop van deze jaren hebben voorgedaan, was Boertien de constante factor.

En: er is in die tijd nogal wat gebeurd! Om slechts twee dingen te noemen: de ontwikkeling van de theologie na Auschwitz én de opvolging van hem door inmiddels drie predikanten, die in Israël werk(t)en.

Komen en gaan - en Boertien bleef. Hij zal dat zelf niet als een prestatie zien, maar als een bijzondere gratie van de God van Abraham, Izaak en Jakob. Wat bezielde hem?

Uitgangspunten

Er is een aantal zaken te noemen, waarvan ik meen dat die kenmerkend zijn voor achtergrond en adviseurschap van Boertien: