De twaalf stammen van Israël en de menigte uit alle volken

Schriftstudie n.a.v. Openbaring 7: 4, 9


De lezer van het Nieuwe Testament zou na het bijbelboek Handelingen en de apostolische brieven de illusie kunnen krijgen dat het Joodse volk van het toneel is verdwenen. Alle aandacht gaat vervolgens uit naar de kerk. Wie echter het laatste bijbelboek, Openbaring, opslaat, komt tot een verrassende ontdekking.


Het is bekend dat menig theoloog op het laatste bijbelboek zijn tanden stukbeet. De reformator Calvijn heeft het hele Nieuwe Testament becommentarieerd, maar aan de Openbaring van Johannes heeft hij zich niet gewaagd. Het is een lastig boek omdat het zich bezighoudt met het einde van de wereldgeschiedenis en dat doet in een taalkleed dat doortrokken is van beelden uit het Oude Testament en de Joodse wereld. De beeldspraak en metaforen lijken zich soms op te stapelen en kunnen de lezer al gauw in verwarring brengen.

Hemelse eredienst

Hoofdstuk 7 is daarvan een goed voorbeeld. Het is een intermezzo tussen de opening van de eerste zes zegels en het laatste, zevende zegel. Een engel houdt de uitvoering van Gods gericht tegen om het zegel van God op het voorhoofd van zijn dienaren aan te brengen. Vervolgens worden twee groepen mensen geschilderd: eerst 144.000 mensen afkomstig uit de twaalf stammen van Israël: precies twaalf­duizend per stam.

Daarna een onafzienbare menigte uit alle landen en volken, die in het wit zijn gekleed en met palmtakken in de hand staan voor de troon en voor het Lam, een aanduiding van Jezus Christus. Zij brengen het Lam hun aanbidding en roepen: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’

Twee groepen

Wie zijn die twee groepen die uit de gehele mensheid ontkomen aan het oordeel en zich voegen in de hemelse eredienst? In de uitleggeschiedenis van dit gedeelte komen twee interpretaties naar voren. Ze draaien erom of hier sprake is van twee visioenen of van één visioen in twee delen.

De eerste uitleg is dat er sprake is van één groep, namelijk de verenigde kerk van Jezus Christus, die op twee verschillende manieren in beeld wordt gebracht. Daarvoor worden verschillende beelden gebruikt, eerst uit het Oude en daarna uit het Nieuwe Testament. In de kanttekeningen op de Statenvertaling wordt deze visie verwoord met de aanduiding dat het gaat om ‘het Israël Gods uit joden en heidenen bijeengevoegd’.

De andere uitleg, waarvoor de Statenvertalers overigens ook ruimte lieten, is dat hier twee verschillende groepen in beeld worden gebracht: eerst het Joodse volk en daarna de heidenkerk. In deze visie ligt de nadruk erop dat de spanning die in Hande­lingen en de apostolische brieven open blijft liggen, de vraag naar de plaats van kerk en Israël, hier in het eschaton tot een oplossing komt.

Terwijl in de vroegere exegese vaak voor de eerste interpretatie werd gekozen, kiezen veel huidige bijbeluitleggers voor de laatste.

Twaalf stammen

Laten we de eerste groep wat beter bekijken. Het verrassende is dat hier sprake is van de twaalf stammen van Israël. Die waren in de tijd dat Openbaring werd ge­schreven al onzichtbaar geworden. Met de deportatie van het Noordrijk waren de tien stammen in de mist van de geschiedenis verdwenen. Slechts het tweestammen­rijk van Juda en Benjamin bleef bewaard als de ‘rest van Israël’.

In de oudtestamentische profetenboeken en in de Joodse teksten rond het jaar 0 waren de tien stammen echter niet vergeten. Het vaste geloof was dat aan het einde der tijden, bij de komst van de Messias, heel Israël weer verenigd zou worden. De tien stammen zouden terugkeren en samen met de twee stammen God dienen in het beloofde land.

Die opvatting vormt de achtergrond van het visioen in Openbaring 7: de Joodse toekomstverwachting wordt niet verworpen, maar bekrachtigd. Héél Israël staat voor de troon en voor het Lam, ook het gedeelte dat velen al hadden afgeschreven en niet meer meetelde. De engelen brengen het zegel van God op hun voorhoofd aan. Dat verwijst naar een ander visioen (Ezechiël 9) waar ook een engel een teken aanbrengt op het voorhoofd van degenen die gered worden bij de ondergang van Jeruzalem.

Leger

Ondertussen is met de lijst van de twaalf stammen wel iets merkwaardigs aan de hand. De stam van Dan ontbreekt, evenals Efraïm. In plaats daarvan worden Jozef en Levi genoemd. Dan werd in de Joodse en vroegchristelijke tradities (naar Genesis 49:17) gezien als de stam van de ‘slang’ en de eerste stam waarmee de ‘zondeval’ van de tienstammen is begonnen: de verering van beelden en afgoden. Efraïm wordt als overkoepelende benaming van het tienstammenrijk opgelost in die van zijn vader Jozef. Het nieuwe, gereinigde Israël van het eschaton is verlost van zonde en toegewijd aan de God.

Richard Bauckham heeft laten zien dat de volgorde van de stammenlijst en het be­noe­men van de aantallen erop wijst dat het een militaire censuslijst is: dit is het messiaanse leger dat op appèl wordt geroepen voor herovering van het beloofde land. Dat is opnieuw een vertrouwd Joods beeld. De lijst wordt aangevoerd door Juda: de stam van de Messias. Het getal 144.000 is een aanduiding voor volheid: twaalf maal twaalf maal duizend.

Nieuw Jeruzalem

Na het beeld voor de volheid van het Joodse volk volgt een beschrijving van de gelovigen uit de heidenen. De witte kleren en palmtakken in de hand roepen het beeld op van het Loof­huttenfeest, het Joodse feest waarvan Zacharia 14 al aan­kondigt dat de heidenen dat in het eschaton mee gaan vieren met de Joden.

In Openbaring 21 lijkt het beeld volledig te worden: nu is Jeruzalem zichtbaar, mét de Tempel. De stad heeft perfecte afmetingen en op de twaalf poorten staan de namen van de twaalf zonen van Jakob: heel Israël. Op de grondstenen van de stads­muur staan de namen van de twaalf apostelen, de dragers van de traditie van de kerk.


In het nieuwe Jeruzalem dat neerdaalt uit de hemel, bij God vandaan, komen alle lijnen uit Oude en Nieuwe Testament – ook die verdwenen lijken te zijn – weer bij elkaar in het grootse visioen van de Messias. ‘Want het Lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’



Gespreksvragen

  1. Wat betekent het dat in Openbaring 7 zoveel beelden uit het Oude Testament en de Joodse traditie worden gebruikt? Welke beelden kunt u zelf herkennen?
  2. Hoe ziet u de verhouding tussen de twaalf stammen en de menigte uit de volkeren?
  3. Leg Openbaring 7 en 21 naast elkaar. Welke lijnen ziet u tussen beide hoofdstukken lopen?

dr. Bart Wallet
Verbonden jrg. 62 nr. 1 (feb. 2018)
www.kerkenisrael.nl/verbonden

verbonden